Column Terugblik 2025

Iedere maand komt er een wijkmaker aan het woord over actuele thematiek die volgens hen de aandacht verdient. Hoe kunnen we ons inzetten voor dit thema en waarom is dit belangrijk?
In deze editie een terugblik op een inspirerend afgelopen jaar. 

Terugblik 2025: Wijkmakers aan het woord

Het afgelopen jaar gaven we op onze website maandelijks het woord aan een wijkmaker. Bewoners, bestuurders, beleidsmakers en ontwerpers spraken zich uit in columns: twaalf verschillende perspectieven, geworteld in en rond de wijk. Deze eindejaarscolumn zoekt naar wat deze bijdragen samen vertellen over het vak van wijkmaken. Welke onderwerpen keerden terug, waar schuurt het en welke lessen komen bovendrijven?

Wat opvalt, is dat wijkmaken er in vrijwel alle bijdragen uitkomt als relationeel vakmanschap. Niet als een optelsom van instrumenten, projecten of beleidslijnen, maar als werk dat draait om onderlinge verhoudingen - tussen bewoners en overheid, tussen professionals en tussen systeem- en leefwereld. De terugkerende vraag is telkens hetzelfde: hoe organiseren we ‘samen’ echt? Volgens Arno de Vries worden inwoners nog te vaak gezien als mensen met problemen, terwijl het óók mensen zijn met ideeën, talenten en de wil om hun buurt beter te maken. Als iemand bijdraagt aan een betere stad, levert dat waarde op. Gelijkwaardigheid is daarbij geen abstract ideaal, maar een dagelijkse praktijkopgave. Als bewoners worden beschouwd als mede-eigenaren van de stad, met talenten, kennis en initiatiefkracht, dan gaat het ook om echte participatie, die verder strekt dan meedenken. Het vraagt om meebeslissen, om invloed op ontwerp en uitvoering, en om het erkennen van waarde. Dat schuurt, want gelijkwaardigheid betekent onvermijdelijk het herverdelen van macht, middelen en ruimte.

Ook dat komt in meerdere column-bijdragen terug. Wijkmaken speelt zich voortdurend af in het spanningsveld tussen openheid en ordening, tussen creativiteit en systeemlogica. Ingmar Vlogman beschreef dit treffend als ‘bewegen tussen ongevouwen ideeën en gevouwen plannen’. Bewoners en makers brengen vaak onbevangenheid en ervaringskennis mee, terwijl overheden en ontwikkelaars werken met kaders, procedures en budgetten. De kunst blijkt niet om één van die werelden te kiezen, maar om ertussen te kunnen schakelen. Vakmanschap zit in het vertalen: ruimte maken voor creativiteit zonder de uitvoerbaarheid uit het oog te verliezen.

Daarbij klinkt soms de zorg door over het bredere maatschappelijke klimaat. Maartje ter Veen schreef dat we niet meer samenleven, maar langs elkaar heen. Individualisering, zelfredzaamheid en efficiëntie hebben ons veel gebracht, maar ook iets uitgehold. We leven steeds vaker langs elkaar heen. Wijken dreigen plekken te worden waar mensen vooral consument zijn van hun eigen leefomgeving, terwijl het collectieve ‘wij’ onder druk staat. Wijkvernieuwing wordt daarmee onvermijdelijk ook cultuurwerk: het opnieuw organiseren van ontmoeting, verschil en frictie. Niet ondanks het ongemak, maar juist dankzij dat schuren ontstaat beweging.

Opvallend is ook hoe vaak kleine, alledaagse ingrepen worden genoemd als betekenisvol. Een hofje, een moestuin, een bloemperk, een gedeelde plek. Ze laten zien dat samenleven niet ontstaat uit beleid alleen, maar uit concrete ervaringen van eigenaarschap en betrokkenheid. Rozemarijn Gierink beschreef hoe zulke initiatieven laten zien dat de openbare ruimte niet alleen van de gemeente is, maar van ons allemaal. Ze maken duidelijk dat betrokkenheid niet begint bij beleid, maar in de straat, de buurt, de gemeenschap waar mensen zich thuis voelen.  

Uit de columns tekent zich een herkenbaar beeld af van de rol van de wijkmaker. Niet die van regisseur of probleemoplosser, maar zoals Marieke Fenger deze benoemt: de rol van stemvork. Niet degene die het hardst speelt, maar degene die helpt de toon te vinden. Iemand die luistert, die zachte stemmen hoorbaar maakt en steeds opnieuw de vraag stelt: wie missen we aan tafel? Wie doet er nog niet mee? En wat hebben zij nodig om onderdeel te kunnen zijn van de samenklank in de wijk?

Tegelijkertijd maken de columns duidelijk dat structurele verbetering tijd vraagt. Wijkvernieuwing is geen sprint, maar een lange adem. Het vraagt om het opnieuw opbouwen van kennis, om professionals die de tijd en rust nemen om elkaar over organisatiegrenzen heen te vinden, en om bestuurders die ruimte durven geven. Zoals Bert Popken ons op het hart drukt: het echte succes van de wijkvernieuwing is het stoïcijns doorgaan met verbeteringen.  

De columnisten in 2025 gaven ons mee dat wijkmaken geen afgerond project is, maar een voortdurende oefening in samenleven. Een vak dat vraagt om reflectie, uithoudingsvermogen en het vermogen om onzekerheid en ongemak te verdragen. Vandaar ook dat we wijkmakers blijven uitnodigen om ruimte te maken voor onderzoek en twijfel, voor debat en dialoog en voor kennisdeling en samen verder komen. In 2026 doen we dat trouwens net weer een beetje anders, waarover in januari meer!