
Column
Iedere maand komt er een wijkmaker aan het woord over actuele thematiek die volgens hen de aandacht verdient. Hoe kunnen we ons inzetten voor dit thema en waarom is dit belangrijk?Je leest het hier!
De wijk als arena:
We moeten het met elkaar doen
Door Jelle Bouma, adviseur duurzaamheid en energietransitie KAWToen ik in 2018 begon aan mijn studie Built Environment, gaf mijn vader me het boek In het oog van de orkaan van Jan Rotmans. Dat was mijn eerste kennismaking met transitiedenken, en het raakte me direct. Niet omdat het over abstracte systemen ging, maar juist omdat het over mensen ging. Over verandering die begint in het alledaagse.
Sindsdien ben ik fan van zijn manier van kijken. Samen met mijn vader bezocht ik vorig jaar de boekpresentatie van De Perfecte Storm, zijn nieuwste boek. Rotmans sloot af met een toespraak die me nog steeds bijblijft, waarin hij het citaat van Theodore Roosevelt uit 1910 aanhaalde over “de man in de arena”:
‘Het is niet de criticus die telt; niet degene die ons erop wijst waarom de sterke man struikelt, of wat de man van de daad beter had kunnen doen.
De eer komt toe aan de man die daadwerkelijk in de arena staat, zijn gezicht besmeurd met stof, zweet en bloed; die zich kranig weert; die fouten maakt en keer op keer tekortschiet, omdat dat nu eenmaal onvermijdelijk is;
Die desondanks toch probeert iets te bereiken; die groot enthousiasme en grote toewijding kent; die zich helemaal geeft voor de goede zaak;
Die, als het meezit, uiteindelijk de triomf van een grootse verrichting proeft, en die, als het tegenzit en als hij faalt, in elk geval grote moed heeft getoond…’
Het is een oproep om niet aan de zijlijn te blijven staan, maar je daadwerkelijk in te zetten. Met moed, toewijding én de bereidheid om fouten te maken. Dat citaat vat voor mij samen waar wijkvernieuwing om draait: betrokkenheid, leren door doen, en het lef om te blijven proberen.
Na mijn opleiding Built Environment wilde ik me verder verdiepen in hoe we ruimtelijke verandering kunnen begeleiden in een tijd van grote maatschappelijke opgaven. Daarom volgde ik de master Sociaal-Ruimtelijk Transitiemanagement, én met succes: afgelopen juni studeerde ik af. Mijn afstudeeronderzoek over het verbeteren van de kwaliteit van leven in Vinkhuizen en mijn werk bij KAW bevestigen dagelijks dat beeld van de arena: het is complex en vol onzekerheid, maar ook de enige plek waar echte verandering begint.
We leven in een verandering van tijdperk
Als inwoner van Groningen ben ik trots op mijn stad. Maar wie trots is, mag ook kritisch zijn. In wijken als Vinkhuizen stapelen de opgaven zich al jaren op: gezondheid, veiligheid, vertrouwen in de overheid. Tegelijk zie ik daar ook potentie. Als we ergens het verschil kunnen maken, dan is het juist in de leefwereld van mensen. Niet in rapporten of vergezichten, maar op straat, in ontmoetingen en in hoe we de ruimte om ons heen inrichten.
Zoals Jan Rotmans zegt: we leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk. Ik geloof dat de grote opgaven van nu, zoals wonen, zorg en duurzaamheid samenkomen in de wijk. Dáár kunnen we bouwen aan fundamentele verandering. Maar dat vraagt om samenhang, samenwerking en om de mens als vertrekpunt in samenspraak met de natuur.
De wijk als arena
Voor mijn afstudeeronderzoek verdiepte ik me in Vinkhuizen, een wijk waar zorgen én kansen samenkomen. Bewoners voelen zich vaak niet gehoord, professionals werken hard maar versnipperd, en de openbare ruimte nodigt zelden uit tot ontmoeting of duurzame mobiliteit.
In Vinkhuizen-Noord zag ik hoe kwetsbaarheden zich opstapelen: verouderde woningen, onaantrekkelijke routes, en een gebrek aan plekken om samen te komen. Tegelijk geven bewoners aan dat het winkelcentrum potentie heeft als sociaal hart van de wijk, mits het veiliger en aantrekkelijker wordt.
Ook bij KAW zie ik hoe belangrijk het is dat sociaal en ruimtelijk beleid niet los van elkaar staan. Een ontwerp wordt pas waardevol als het raakt aan het leven van mensen. Dáár ligt onze opdracht.
De wijk is de arena. De plek waar verandering voelbaar wordt, en tegelijk menselijk blijft. Waar je mag vallen, leren en opnieuw proberen. Dat vraagt moed. Maar niets doen vraagt meer.
Waar liggen de kansen?
De wil om te veranderen is er. Maar de manier waarop we nu werken, langs beleidslijnen, losse projecten en tijdelijkheid, sluit zelden aan op hoe bewoners leven. Zij bewegen niet langs beleidsvelden, maar leven in samenhang: wonen, werken, zorg, veiligheid, zingeving.
Ook participatie vraagt vernieuwing. Niet als verplichte stap achteraf, maar als startpunt van een gezamenlijk proces. Ontwerpers kunnen daarin een brug slaan tussen beleid en praktijk. Door abstracte ideeën tastbaar te maken. Door letterlijk ruimte te ontwerpen voor ontmoeting, eigenaarschap en gezondheid.
Wijkprofessionals zetten zich met hart en ziel in. Maar zij werken in systemen die weinig ruimte laten voor twijfel, experiment of leren. Terwijl we die ruimte nu juist nodig hebben. Want in deze verandering van tijdperk vraagt wijkvernieuwing om lef, samenwerking en durven zoeken.
Stappen jullie mee de arena in?
Als we willen dat wijkvernieuwing écht bijdraagt aan de kwaliteit van leven, dan moeten we stoppen met losse ingrepen en korte projecten. Dan moeten we investeren in samenhang, lange adem en vertrouwen. Niet eerst stenen stapelen en daarna het sociale proberen te herstellen, maar vanaf het begin samen ontwerpen met bewoners aan tafel.
Dat vraagt lef. Van beleidsmakers die over grenzen durven heen te kijken. Van ontwerpers die niet alleen esthetiek najagen, maar ook ontmoeting en verbinding. Van bewoners die al jaren betrokken zijn, maar zelden echt worden gehoord. En van organisaties die hun mensen de ruimte geven om te zoeken, te twijfelen, en samen te werken.
De wijk is geen spreadsheet. Geen rapport. Het is een levend ecosysteem van mensen, plekken, verhalen en ideeën. Dáár moeten we zijn. Niet met vaste antwoorden, maar met oprechte vragen. Niet met kant-en-klare oplossingen, maar met de wil om ze samen te vinden.
Dus: laten we de arena instappen. Niet omdat het makkelijk is, maar omdat het nodig is.
